Your cart is currently empty!
Papier hier
•
vrijdag 1 juni 2012
Ik was voorbereid; ik had een boek meegenomen – nemen de inwoners van New York een slaapzak mee als ze hun rijbewijs moeten verlengen?- een spannend boek zelfs. Ik kreeg een nummertje, met een letter ervoor. Op het kaartje stond zelfs dat ik voor een rijbewijs was gekomen. Wat een organisatie! Dacht ik nog. Ik had nummer C680. In het rijtje van de C’s, dat op verschillende plekken op tv’s die voortdurend piepgeluidjes maakte als er weer iemand aan de beurt was, waren ze pas bij C630; nog vijftig wachtenden voor me. Nu kan ik best wel goed rekenen, en vijftig keer gemiddeld één minuut komt neer op zo’n vijftig minuten wachten. Geen probleem, tegen die tijd heb ik mijn boek nog niet uit. Optimistisch als ik ben, bleef ik zelfs staan, zodat er voor anderen, die het harder nodig hebben dan ik, een zitplek over zou blijven.
De piepjes waren wel wat vervelend, ze leidden me af bij het staand lezen en suggereerden bovendien een snellere voortgang dan daadwerkelijk plaatsvond, omdat er naast C, ook nog categorieën A, B en D bleken te bestaan. Het piepen ging zo snel dat ik, het papiertje inmiddels nat van het zweet in mijn handen geklemd, regelmatig de drang voelde om toch op het bord te kijken, om mij er van te verzekeren dat ik mijn beurt niet per ongeluk had gemist. Geschokt was ik, toen mijn beeld van georganiseerdheid onderuit werd gehaald. Je verwacht na C633, toch C634 te zien verschijnen. Maar nee hoor. Ineens bleek er nog een parallelle rij van wachtenden te bestaan; de C100 reeks. Daar gaat mijn berekening. Nu heb ik dus geen idee meer hoe lang ik hier moet zitten. Ik bedoel staan natuurlijk. En als je niet weet hoe lang je moet wachten, maar je bent wel al een half uur aan het wachten, dan treedt in ons brein de sunk cost fallacy in werking; als ik nu weg ga, dan ben ik dat half uur wachten kwijt.
Ineens valt me op hoeveel kinderen er om me heen aan het jengelen zijn. Logisch. Ik zou ook wel willen janken, krijsen, en bij gebrek aan een moeder ter plaatse, aan een willekeurige andere vrouw d’r rok trekken en om snoepjes zeuren, maar van mij wordt verwacht dat ik de wilskracht kan opbrengen om die oerneigingen te onderdrukken. Na een uur of twee is mijn boek uit. We zijn bij C650 aangekomen. Rampscenarios beginnen door mijn hoofd te rennen. In het rechterrijtje zie ik D680 van het scherm verdwijnen. Ik had toch wel echt nummer C680? De inkt heeft inmiddels al afgegeven op mijn hand. Jawel, gelukkig. Of, nou ja, gelukkig? Heb ik wel een pasfoto bij? Natuurlijk heb ik een pasfoto bij, dat heb ik thuis drie keer gecontroleerd, maar misschien is mijn hoofd ondertussen wel van de foto afgelopen. Of, straks ben ik aan de beurt, en blijkt dat ze de regels die tot in de meest onbegrijpelijke details beschrijven hoe je hoofd op de foto moet staan, weer aangepast hebben. En dan klopt mijn foto niet. Nee, dat zal toch niet? Ik heb ze vorig jaar nog laten maken voor een nieuw paspoort. C677. Ok, erbij blijven nu, Monique. Kom op. Je laatste minuten in de buik van het stadskantoor zijn ingegaan. C201. Wat? Nee! De man naast me, nummer C678, staart vol ongeloof naar het scherm, ongetwijfeld in zijn hoofd een mes trekkend en de vrouw die net op het knopje heeft gedrukt langzaam onthoofdend, terwijl ze met haar laatste krachten hem zijn nieuwe rijbewijs overhandigt en met haar laatste adem de woorden ‘dat is dan veertig euro’ uitspuugt. Of was dat in mijn hoofd?
Eindelijk, eindelijk, eindelijk, verschijnen dan de vier heilige tekens C, 6, 8, 0 in de juiste volgorde op het tv-scherm. Vermoeid en verward, met denkbeeldig bloed aan mijn handen, zet ik mezelf in beweging. Waarheen? Ik raak in paniek. Ik weet niet waar ik heen moet. Snel. Dadelijk komt nummer C681, of C204, dat weet je dus niet. Mijn ogen zoeken weer het scherm. Potverdikkie, kleine lettertjes. Balie 32. Ik draai een rondje om mijn eigen as. Mijn ogen zien balie-nummers oplopen vanaf 38. Shit, shit, WAAR is balie 32? Als ik heb ontdekt dat de balienummers de andere kant op ook weer aflopen, strompel ik naar balie 32. Ik leg mijn pasfoto en mijn oude rijbewijs op de balie en kijk over de schouder van de baliemedewerkster door het raam naar buiten, naar de vrijheid.
“U komt voor een rijbewijs?”, vraagt ze. Half verwachtend te horen te krijgen dat ik dan bij de verkeerde balie ben en een nieuw nummertje moet trekken en met de afwezige blik van een hond die jarenlang is mishandeld, staar ik haar in de ogen. Er wordt nu een antwoord van mij verwacht. Dus ik knik. “Ja, een rijbewijs”, ik voeg er zelfs het magische woordje “graag” aan toe, in de hoop dat dat mijn lot kan keren. Ze pakt het rijbewijs en de pasfoto aan en begint een formulier in te vullen. Mijn hart slaat een slag over. Gaat het nu dan toch nog gebeuren? Ze plakt de pasfoto op het formulier en pakt er een lineaal bij, om te zien of mijn ogen wel recht staan. Natuurlijk, dat is het, mijn ogen staan niet recht. Ik mag nooit meer autorijden. En een nieuw paspoort kan ik ook wel vergeten. Ik besta niet, want mijn ogen staan niet recht op de foto. Ik zal moeten emigreren naar een land waar je scheef op je paspoort mag staan. Maar hoe kom ik daar dan, zonder rijbewijs?
Ze legt de lineaal weg, geeft me het formulier en een pen. Of ik binnen het vakje een handtekening wil zetten. Mijn handen trillen. Zweet kruipt over mijn voorhoofd richting mijn ogen. Ik begin te hyperventileren. Met de focus van iemand die net een hele spacecake naar binnen heeft gewerkt en nu probeert te ontvluchten aan een roedel hongerige leeuwen, lijkt dit een onmogelijke opgave. Vergis ik mij nu, of verschijnt er een kwaadaardige grijns op het gezicht van de baliemedewerkster. Ze wil dat ik faal. Ze daagt me uit. Thuis is zij altijd degene die de afwas moet doen, maar hier, hier heeft ze macht over anderen, simpelweg door aan de andere kant van de balie te zitten. Dit is waar ambtenaren op kicken. Machtswellustelingen. Ik mag ze het genoegen niet geven. Ik raap mijn laatste krachten bij elkaar – en dat zijn er niet veel meer, want ik heb de lunch inmiddels ruimschoots gemist – grijp de pen bij zijn horens, zet de punt standvastig op het papier, linksbovenin, maar binnen de lijntjes, en met een snelle beweging trek ik een kronkel over het papier die wel wat weg heeft van mijn handtekening. Zelfvoldaan leg ik de pen neer op de balie. Haha. Gewonnen.
Ze wenst me nog een fijne dag toe. Of wat daar nog van over is, denk ik dan. Ik besef dat ik verre van gewonnen heb. De bureaucratie is een onoverwinnelijk beest. Een beest dat altijd honger heeft. Honger naar tijd van onschuldige burgers. Maar mijn beurt is voorlopig weer voorbij. Ik heb weer voor tien jaar bewezen dat ik auto kan rijden, door een halve dag in het stadskantoor door te brengen zonder iemand te vermoorden.
Geef een reactie