Your cart is currently empty!
Je auto op rijles
โข
dinsdag 22 februari 2011
Na drie keer snoozen hijs ik mezelf uit bed. Ik kleed me aan, poets mijn tanden en rommel voor de vorm even wat met mโn haar โ op een dag als vandaag ben ik blij dat de out-of-bed look helemaal hip is. Ontbijt sla ik over, geen tijd, geen zin. Half slaapdronken stap ik in de auto. Ik slaak een diepe zucht als ik zie wat de afstand is tussen mijn stationwagon en de autoโs voor en achter me. Als ik de auto probeer te starten waarschuwt hij me dat ik toch echt eerst mijn gordel om moet doen, shit, weer vergeten. Godzijdank heeft deze wagen stuurbekrachtiging en parkeersensoren en na een stuk of tien piepjes en vijf minuten ochtendgymnastiek kan de reis naar kantoor beginnen, maar niet voordat ik nog even op het laatste moment rem voor een voorbijrazende scooter. Dan realiseer ik me dat ik helemaal niet naar kantoor moet, ik heb een afspraak met een klant. Ik vertel mijn navigatiesysteem waar ik heen moet en zet de cruise-control aan, er hangen al genoeg acceptgiroโs op het prikbord thuis. Wat er nog over is aan slaapdronkenheid wordt even later met een klap uit me geschud als een straatje van rechts met een naderende witte Fiat erin niet tot mijn bewustzijn wil doordringen.
Autorijden is in de laatste decennia alsmaar gemakkelijker geworden. We hoeven niet meer te denken aan de gordel, we hoeven niet meer te letten op onze snelheid, we hoeven de route niet meer uit te zoeken en we hoeven niet meer zelf in te schatten hoe ver we nog achteruit kunnen bij het inparkeren. Maar de รฉcht moeilijke dingen moeten we nog steeds zelf doen. We moeten nog steeds zelf het verkeer om ons heen in de gaten houden. Er zit geen rij-instructeur meer naast je die wel op de rem trapt als het fout dreigt te gaan. En dat terwijl er toch sensoren op de markt zijn die de ogen van de rij-instructeur perfect na kunnen bootsen; zogenaamde cameraโs. Het probleem is natuurlijk dat de rij-instructeur bij het kijken niet alleen zijn ogen gebruikt, maar ook zijn hersenen. Als we ook de hersenen van de rij-instructeur kunnen nabootsen, dan kunnen we misschien een auto maken die โs ochtends alle slaapdronken mensen veilig naar hun werkplek loodst.
Die hersenen van de rij-instructeur doen iets heel slims: ze herkennen objecten, zoals bijvoorbeeld een witte Fiat, of een straat van rechts. Op het eerste gezicht lijkt objectherkenning niet zo moeilijk, wij doen het vaak automatisch, maar een witte Fiat van rechts herkennen is zo makkelijk nog niet. Zoals elke andere auto, en elk ander object dat we zien, is de Fiat afgebakend door contouren; lijnen die een vlak dat onderdeel is van de Fiat onderscheiden van bijvoorbeeld de blauwe achtergrond van de lucht. Maar er zijn ook lijnen die de voorruit van de Fiat onderscheiden van bijvoorbeeld de motorkap. Daarnaast kan er op een zonnige dag ook nog zomaar eens een schaduw over een deel van de Fiat heen vallen, waardoor de Fiat twee verschillende kleuren krijgt; een gedeelte licht en een gedeelte donker. Toch zien wij รฉรฉn Fiat van rechts komen, en niet een voorruit, een motorkap, een bumper, etc. Of twee delen van een Fiat, een donker en een licht gedeelte. Bovendien is er ook een kans aanwezig dat het zicht op de witte Fiat van rechts voor een gedeelte geblokkeerd wordt door het huis op de hoek van de straat.
Ondanks al deze uitdagingen zijn wij blijkbaar prima in staat om witte Fiats en andere objecten te herkennen. Sterker nog, wij doen dat dus automatisch. Dat komt omdat een groot gedeelte van wat we โzienโ niet afkomstig is van wat onze ogen waarnemen. Door onze jarenlange ervaring met objecten en de omgeving waarin bepaalde objecten vaak voorkomen kunnen we razendsnel voorspellen met wat voor object we te maken hebben op basis van onvolledige informatie โ bijvoorbeeld doordat het object maar voor een gedeelte zichtbaar is, doordat we niet zeker weten welke lijnen schaduwlijnen zijn en welke het object afbakenen enzovoorts. In 1975 voerde Steven Palmer[1] een experiment uit waarin hij mensen een plaatje liet zien waarin een keuken was afgebeeld. Daarna liet hij heel kort, slechts enkele milliseconden lang, een plaatje zien van een brood, een brievenbus of een trom. Het brood werd in 80% van de gevallen correct herkend, de brievenbus en de trom werden slechts in 40% van de gevallen correct herkend. Mensen konden het brood makkelijker herkennen omdat dat een object is dat ze verwachten te zien in een keuken. Door onze jarenlange ervaring met broden in keukens raakt in onze hersenen bij het zien van een keuken de representatie van een brood als het ware al een beetje geactiveerd. Wanneer we dan ook daadwerkelijk enkele kenmerken van een brood spotten, kunnen we razendsnel voorspellen dat het voorwerp waar we naar aan het kijken zijn dan ook wel een brood zal zijn. We โzienโ het brood, ook al is er in die paar milliseconden waarschijnlijk slechts een klein gedeelte van de visuele informatie van het brood daadwerkelijk via onze oogzenuw onze hersenen binnengekomen. Op een zelfde manier kunnen we onze auto ook leren om witte Fiats in zijstraatjes van rechts te herkennen. Je moet je auto dan veel ervaring geven met zijstraatjes en witte Fiats. Met andere woorden, je auto zal op rijles moeten.
[1] Palmer, S.E. (1975). The effects of contextual scenes on the identification of objects. Memory and Cognition, 3, 519-526
โข
Geef een reactie