Your cart is currently empty!
Met je mobiel in discussie
•
vrijdag 5 augustus 2011
Na ‘Biertje’ is ‘Ik zoek het wel even op’ misschien wel de meest uitgesproken zin in de kroeg. Irritant vind ik het. Want het maakt meteen een eind aan de discussie, en bier drinken zonder discussie kan ik thuis ook wel. Aangezien ik niet kan dansen is de lol er dan voor mij al snel af. Maar wat als dat mobieltje nou gewoon deel zou nemen aan de discussie, in plaats van hem te onderbreken?
Na een biertje of vijf discussiëren over roken in de kroeg ben je aangekomen op het welles-nietes punt. Jij roept dat er jaarlijks veel te veel mensen sterven aan de gevolgen van meeroken. Je gesprekspartner blijft volhouden dat het inademen van uitlaatgassen net zoveel slachtoffers eist. Je bent de discussie beu, je kan geen argumenten meer bedenken, maar je wil niet opgeven. Je bent eigenlijk aan het wachten tot iemand je op de schouder tikt omdat hij zich graag in de discussie wil mengen; iemand die toevallig wel cijfers kan noemen. Maar de mensen om je heen zijn ook allemaal verwikkeld in hevige discussies over politiek, cultuur en filosofie. Dan voel je je mobieltje trillen in je broekzak. Triomfantelijk richt je het luidsprekertje naar je discussiepartner: “Kees, één op de honderd mensen sterft door meeroken. Uitlaatgassen veroorzaken gezondheidsproblemen voor tienduizenden Nederlanders. Nederland heeft op dit moment zo’n zestien en een half miljoen inwoners. Dat betekent dat er door meeroken zo’n honderdvijfenzestigduizend mensen sterven. Bovendien wordt er van alles gedaan aan het beperken van uitlaatgassen. Dus waarom zouden we dan niets doen aan het beperken van meeroken?” Dat had jij met vijf biertjes achter de kiezen nooit bij elkaar gegoogled gekregen. Kees kan eindelijk naar buiten om een sigaretje te roken en jij bent vrij om je in de discussie over de grenzen van vrijheid van meningsuiting te mengen waarvan je al een tijdje flarden opving en waar je maar al te graag je bijdrage aan wil leveren, met je telefoon op stil.
Mobieltjes zijn tot heel wat in staat, ze kunnen je de weg wijzen als je die kwijt bent, ze kunnen opzoeken van welke artiest het liedje is waar je naar aan het luisteren bent, ze kunnen je agenda voor je bijhouden, ze kunnen foto’s voor je maken, maar deelnemen aan een gesprek, daartoe zijn ze nog niet in staat. En dat terwijl praten ons juist heel makkelijk af gaat. Nee, de weg vinden, onthouden van welke artiest het liedje is waar je naar aan het luisteren bent, onthouden wat je vandaag allemaal moet doen, niet vergeten je fototoestel mee te nemen, dat is pas lastig. Het is dan ook niet zo gek dat we juist voor dit soort zaken electronische hulp hebben uitgevonden. Hulp bij praten hebben we niet nodig. Sterker nog, praten vinden we leuk, dus waarom zouden we het uit handen geven?
Maar dat is niet de enige reden waarom mobieltjes nog niet kunnen praten. Praten is namelijk ook gewoon erg moeilijk. De chips die wij in elektrische apparaten, zoals bijvoorbeeld mobieltjes, stoppen zijn heel goed in rekenen, maar taal, daar zijn ze niet voor gemaakt. Om een gesprek te kunnen volgen moet je niet alleen weten wat elk woord betekent, je moet ook nog kunnen bepalen waar een woord ophoudt en het volgende begint. En dat is lastiger dan het lijkt; probeer maar eens in een Chinees gesprek aan te wijzen waar elk woord begint en eindigt (als u tenminste geen Chinees spreekt). Daarnaast zijn er dan ook nog woorden die exact hetzelfde klinken, maar in verschillende context, verschillende betekenissen kunnen hebben. Als je dan ook nog zou willen deelnemen aan het gesprek, moet je letten op de volgorde van woorden, de juiste vervoegingen van werkwoorden, meervoud en enkelvoud, je moet weten hoe je woorden uitspreekt, waar de klemtoon moet liggen en nog veel meer. Zelfs het op een natuurlijke manier uitspreken van een ingetikte zin is op dit moment nog niet mogelijk. Maar ook in lezen en schrijven zijn we vele malen beter dan computers. Probeer maar eens een alinea van deze tekst te laten vertalen naar het engels door google translate.
Wat zo moeilijk is aan taal is dat er weinig regelmaat in zit. Er zijn een aantal methoden om een computer iets te ‘leren’. Die zijn vergelijkbaar met de manier waarop mensen leren. Met die methoden kunnen we een computer leren lezen, schrijven en spreken, maar lang niet zo goed als wij mensen dat kunnen. Hoe kan het dat wij daar zoveel beter in zijn dan computers, terwijl zowel mensen als computers het dus moeten leren?
Onze voorsprong zou je kunnen verklaren door aan te nemen dat taal berust op iets dat is aangeboren, wat het voor ons makkelijker maakt om het te leren. Maar als taal is aangeboren, of voortvloeit uit iets dat is aangeboren, waarom spreken we dan niet allemaal dezelfde taal? En hoe is dat taal-gen dan ontstaan? Waarom zou zo’n taal-gen de evolutie hebben doorstaan? In 3000 voor Christus waren lezen en schrijven nou niet echt zaken die een verbeterde overlevingskans opleverden. Bovendien heeft evolutie duizenden jaren nodig om tot zo’n aanpassing van het brein te leiden, en taal is veel sneller ontwikkeld.
De verklaring is waarschijnlijk veel simpeler. Wij zijn beter in taal dan chips, omdat wij taal uitgevonden hebben. Alle ontwikkelingen die taal in de enkele duizenden jaren dat zij bestaat heeft ondergaan zijn ontwikkelingen die in gang zijn gezet door mensen, met een menselijk brein. Taal is dus geëvolueerd om perfect te passen op wat de mogelijkheden van ons brein zijn.[1] En een mobieltje heeft nu eenmaal geen menselijk brein. Misschien wordt het dus tijd voor een anti-mobieltjes beleid in kroegen. Als je ‘even iets op wil zoeken’, dan moet je dat maar buiten gaan doen, naast de rokers.
[1] Zie Reading in the brain, Stanislas Dehaene, 2009. Dit boek geeft een erg toegankelijke uitleg van hoe lezen en schrijven in ons brein werkt.
Geef een reactie